Jasper Veldhuis: Leesverslag

De zachte veren van de tijd, het tweede epos van Ali Serik, is geen boek om in één adem uit te lezen. De auteur haalt alles uit de kast en schotelt de lezer een labyrint aan verhaallijnen voor, met als resultaat een keur aan invalshoeken en uiteenlopende perspectieven. Deze gelaagdheid, evenals de mengeling van poëzie en proza, spoort de lezer aan de teksten associatief tot zich  te nemen. Neem er de tijd voor, dat loont de moeite.

Maar eerst de strekking van het boek: Ali Serik beschrijft de riskante overtocht van een groep vluchtelingen die – ik schat zo’n tien jaar geleden – vanaf de westkust van Turkije de oversteek maakte naar een van de nabijgelegen Griekse eilanden. In het eerste hoofdstuk introduceert hij dit spektakelstuk als een theatervoorstelling die op het punt van beginnen staat. Om daarna bevlogen verslag te doen van deze barre zeereis. Minutieus neemt hij ons van uur tot uur mee en krijgen de  ‘bootvluchtelingen’ een gezicht; hij vertelt hun verhaal, schetst waar ze vandaan komen en wat hen ertoe heeft gebracht deze barre tocht over zee te wagen.

Daar blijft het niet bij. Minstens zo interessant is de manier waarop in terzijdes en tussendoor deze persoonlijke verhalen ook vanuit andere perspectieven benaderd worden. En de lezer met uitstapjes naar andere tijden en verre oorden een breder kader voorgelegd krijgen. Een paar voorbeelden.

Om met de uitstapjes naar andere tijden te beginnen:  In een vijftal aparte hoofdstukken, -aangemerkt als ‘scenes uit een ander theater’- lezen we over soortgelijke ervaringen met grootschalige migratie. Episodes die zich afspelen in uiteenlopende tijden en andere werelddelen, in schetsen van 5 tot 6 pagina’s. De boodschap is duidelijk: migratie komt overal in de wereld voor en is  iets van alle tijden. Kenmerkend aan deze hoofdstukken zijn de overeenkomstige zinnen aan het begin; repeterende dichtregels die refereren naar de titel van het boek: De zachte veren van de tijd. Intrigerend, kom ik nog op terug.

Het tweede perspectief om onder de aandacht te brengen is de rol van de auteur zelf: die is al net zo caleidoscopisch als zijn verhalen. Wisselend vertelt hij over zijn embedded ervaringen in een gammele boot op de zee, schakelt geruisloos over als spreekstalmeester die de gasten in zijn theater welkom heet, familiegeschiedenissen uitpluist, verslag als journalist, of kritisch commentaar geeft. Maar toch het meest op dreef is als poëet, observant en mijmeraar en zijn  gedachten de vrije loop laat gaan. Dat levert af en toe intrigerende schetsen en fraaie stijlbloempjes op.

Dat het lot van de bootvluchtelingen en de vluchtelingen de auteur na aan het hart ligt, spat van alle pagina’s af. Niet zo gek voor wie zijn vorige epos, Land van weemoed, heeft gelezen. Daarin doet hij op soortgelijke wijze het wel en wee van de eerste generatie Turkse arbeidsmigranten uit de doeken. En in hun kielzog de daaropvolgende generaties. Ali Serik is de uitgelezen persoon om woorden en beelden te vinden voor de ontheemding en de cultuurschok die ze meemaakten. Hij schetst hun sociale, culturele en politieke motieven van deze pioniers. Evenals de uiteenlopende familieomstandigheden van deze eerste lichting.  

Veel elementen uit die verhalen zijn terug te vinden in de schetsen en achtergronden van de groep bootvluchtelingen die hij volgt. Ook destijds werden de ‘gastarbeiders’ niet al te vriendelijk onthaald. Een belangrijk verschil is wel de dwingende redenen van de huidige nieuwkomers om te vluchten. Die komen dan ook ruimschoots aan bod.

Aan het begin van dit leesverslag taxeer ik dat de beschreven overtocht zich zo’n tien jaar geleden afspeelde. Een hectische periode, wie herinnert zich niet de iconische foto uit die tijd van de driejarige Alan Kurdi, levenloos aangespoeld op het Turkse strand. Destijds was dit een symbool voor de uitzichtloze situatie van de bootvluchtelingen. Die uitzichtloosheid is nog steeds actueel, de publieke opinie daarentegen is in tien jaar tijd onmiskenbaar omgeslagen. De rollen zijn omgedraaid, en er waait een andere wind. Zo wordt er sinds de laatste verkiezingen, alweer zo’n half jaar geleden, gesproken over ’onze asielcrisis’ om dit te benadrukken gebruikt de huidige regering de term ‘ervaren asielcrisis’. Woorden doen er toe.

Dit brengt me tot slot bij de poëtische en enigszins raadselachtige titel van het boek: ‘De zachte veren van de tijd’. Gaat het hier om tijd die vervliegt, ons ontglipt, onbestemd, en zonder pootjes om op de grond te zetten? En vanwaar die verwijzing naar de veren? Ik doe een poging.

Veren staan symbool voor geschiedenis, lezen we in het gedicht aan het begin van elke ‘scene uit een ander theater’.  Treffende symboliek: veren vervliegen; als we ze van de grond oprapen zijn ze gebutst, besmeurd, gekortwiekt en hebben ze afgedaan. Wat rest zijn hun verhalen, die delen we bij het rouwen over wat verloren is geraakt. De term ‘zachte veren’ verwijst naar het dons van een piepjonge vogel, die nog onbevangen en nieuwsgierig om zich heen kijkt.  Dons en zachte veren associeer je met veerkracht, jong leven, wellicht ook het koesteren van verwachtingen in de toekomst. Je hoopt dat tijd en veerkracht in hun voordeel werken. De tijd zal het leren.