Recensie over De zachte veren van de tijd, geschreven door Karel Wasch.

Deze bundel teksten, gedichten, wil de wederwaardigheden belichten van een groep vluchtelingen van de Turkse kust naar Griekenland. Het is een drama, maar Ali Serik (1962-) toont bijna terloops aan, dat  de onderdrukking van alle tijden is. Het verjaagd worden, opgejaagd. Hij haalt Oekraïne erbij, een slavenopstand in het oude Rome en de indianen in Noord Amerika, de gevallen veren van de tijd, vluchtelingen zijn dus – helaas – van alle tijden. En hij doet net of in een theater steeds scenes van dit drama worden getoond. Een originele aanpak.


Ali Serik publiceerde al eerder verzen bij uitgeverij U2pi. Land van Weemoed, uit 2022 ging over de eerstegeneratie gastarbeiders uit Turkije. Ze verlieten huis en haard om hier te komen werken, vaak onder moeizame omstandigheden. Zijn recept bij deze bundel bestaat uit het vervaardigen van een epos, een combinatie tussen verhaal en gedicht. En hij doet dat in lange verzen, met een opmerkelijk vaardig palet gemaakt.

Scène uit een ander theater

Zuid-Europa, eerste eeuw v.Chr.

Tijd is een vogel zonder snavel
            hij fluit niet als de wind, zingt geen ode
                       voor het leven
           zijn pootjes verschrompeld onder zijn buik.
Hij vliegt altijd vooruit, zijn aankomst is onbekend.
De veren die van zijn borst en vleugels vallen noemt men geschiedenis.
Laten wij de zachte veren van de tijd oprapen
                        en in de eerste eeuw v.Chr. landen
            waar mensen slapen die de Derde Slavenopstand zijn begonnen.

De eerste warme zonnestralen van de ontwakende dag
            raken de hoogste bladeren van de Italiaanse populieren.
De frisse wind ligt in de vruchtbare heuvels uitgestrekt
                                     om uit te rusten.
Tussen de heuvels de zilveren plaat van een langgerekt meer
           dat langzaam zijn spiegel onthult
                      in het opkomende zachte licht van de dageraad.

Een meerkoet beweegt over het roerloze water
            wat een kleine golf veroorzaakt
                                     die de overvloeiende oever niet bereikt
            en langzaam verdwijnt of hij nooit is ontstaan.
Drie inktzwarte kraaien zoeken naar kruimels die roofdieren
                      in de donkere nacht hebben achter gelaten.
Honingbijen zijn nog niet actief.
Nachtvlinders trekken zich terug.
Een ekster vliegt van het westen naar het oosten, waarom eigenlijk.
Een kerkuil zit in een boomholte, zoekt naar een veldmuis
            die een van zijn korte snorharen mist, met zijn kleine pootje
            een grassprietje aanraakt dat beweegt bij het minste geluid
                                     hij zoekt naar zaden, peulvruchten.
Een das haast zich naar haar burcht om haar jongen te zogen.
Door onze aanwezigheid springen bruine poelkikkers het water in
           zie je hun witte kwaakblazen
                                   aan weerszijde van hun koppen.

Kijk, her en der duizenden talentvolle volwassenen
            tientallen sierlijke kinderen, verspreid slapen ze tussen grashalmen
                       achter meidoorns, bosrozen, boomhei, bezemstruiken
            onder de beschutting van mastiekboompjes, oleanders.
Als je van een afstand naar hen zou kijken, hun gezichten
                         hun wapens niet zou kunnen zien, zou je denken
            wat slapen ze toch gelukkig, zo gerustgesteld, zo vredig.
Maar nu wij bij hen staan, voorovergebogen hun gezichten aanschouwen
            zien we dat ze niet uitrusten maar doodmoe slapen
                                                  toch verraden hun fraaie gezichten
            dat ze in een zoete droom verzeild zijn geraakt.
Gun deze diepbedroefde mensen
                         deze zandkorrels uit de geschiedenis nog wat stilte.
Raak de lier niet aan, op haar vier snaren
                          trilt nog een lied dat gezongen wil worden.

Als ze straks wakker worden, een voor een
                                     hun dromen wegwrijven
                                                kijk dan in die blauwe, in die bruine
                                     in die amberkleurige, in die groene ogen
            zie daarin hun schreeuwend verlangen om te leven in vrijheid.
Het zijn moedige vrouwen, mannen die zich afvragen
                         waarom de wereld met zo veel onrecht is opgebouwd
                         als een tempel, op het offeraltaar altijd hun bloed.

Laat hen nog even slapen, zodat ze doorgaan met hun dichterlijke droom
             over een leven bezaaid met vreugde waarin ze een vrij mens zijn
             dat naar de horizon kijkt, het weten laat rijpen
                          ik keer terug naar de akkers van mijn voorouders.
Laat hen verheugend dromen, dit is mijn bewierookte land
mijn welige tuin, mijn gastvrije  haard, hier ligt mijn geluk,
mijn nederige, mijn geprezen onderdak. (…)

Het is een fraai vers, het gaat nog verder, de opstand van slaven in het Romeinse Rijk werd
in bloed gesmoord. De slaven dromen nog van vrijheid, leven in de illusie dat het goed
zou kunnen komen. Dat zal niet gebeuren. Daarvoor was de repressie toen al te erg.

De revolte van de golven, 02.16 uur

Iskander houdt de boot met veel moeite boven water.
De motor hapert.
De revolte van de golven, getergde stieren die met hun koppen
                         tegen de boot rammen.
Gelukkig heeft de woeste stormvloed geen gepunte horens.
Hij kijkt bedroefd naar zijn vriend Yahya.
Diens kleren zijn kletsnat, gedachten doorweekt, geen regenjas
            toch is zijn levendige moed onoverwinnelijk
                         alsof hij vanaf een solide wal
                                     naar de schaduwschim van de wind kijkt.
Deze hevige storm is zo voorbij, denkt hij nog steeds.

Opeens zien ze midden tussen de razende golven
            plastic tasjes, verpakkingsafval, flessen, andere rotzooi
            houten planken met scherpe uiteinden, drijvende vaten.
Misschien van een omgeslagen boot, of in de nijdige zee gegooid
                        de wrevelige zee als een groot diep riool.
Als kippen die hun kuikens onder hun vleugels beschermen tegen een kraai
            buigen doodsbleke mannen zich over de rand van de boot
                                                 en spreiden hun armen
                        om de puntige planken af te weren.
Mannen en vrouwen houden elkaar vast
                         zodat niemand in de onbeteugelde zee zal vallen.
Uitputtend, kortstondig is het onheil dat terug wordt geduwd.
Een verlossende zucht, een schietgebed, trillende handen, benen
                          handen die klampen om gezichten, aan jassen.
Gehuil van vreugde, wegvloeiende spanning.
De stompende angst drijft weg.

In zijn binnenzak voelt Yahya het kleine potje met aarde
           dat door de bewegingen van de onstuimige golven
                        steeds op zijn borst drukt.

Tien regenseizoenen geleden stond de bedroefde vader van Yahya
                        bij het graf van zijn vader.
Met bevroren ogen en een vaalbleek gezicht kijkt hij
           hoe het lichaam uit de kist wordt gehaald
                       en zorgvuldig in het diepe graf wordt gelegd.
Verwanten, vrienden nemen als eerste de schep
                        om plichtsgetrouw aarde in het stille graf te strooien.
De gekwetste vader van Yahya buigt
                         om de verroeste schep te pakken
                                      iets in zijn vertrappelde hart houdt hem tegen.
Een verlies komt boven drijven, grief openbaart zich
                        de geknuppelde leegte zwelt op.
Een leegte onbereikbaar voor anderen, geen onderdak
                                    woede die alleen voor hem bestemd is
                        in de kelders van zijn hart brandt de nafta weer.
Hij moet eerst de deur vinden, zijn gedachten stutten
                    de muurankers plaatsen zodat zijn wereld niet instort.
In het geweten van zijn overleden vader kon een koets
                                      met vier blinde paarden rondrijden.

De vader van Yahya kijkt naar de roestige schep
                         hoe die van hand naar hand gaat.
Al maar oplepelen van oud zeer.
Hij die gebrandmerkt is, staat drie meter van het graf, in tweestrijd
            langzaam raakt de kille kuil gevuld met grijze aarde.
Nee, hij zal de schep niet gebruiken
            buigt voorover, vult zijn hand met korrelige aarde
                        alsof zijn hand een grote spade is.
Op het moment dat hij de aarde over het droeve graf wil strooien
             komt berouwvolle boosheid weer tergend aanvliegen.
Onverteerbare woede stoot zijn slagtanden in de spier van zijn leed
                        hij is de banneling van zijn rouw.
Hij kromt zijn sterke vingers
                        de meeste aarde valt naast zijn schoenen.
Doodstil staat hij genageld
            in zijn longen blaast een giftige kikker zijn wangzakken op
                                    en kwaakt in zijn brein.
Het lichaam verdwijnt onder de droge eeuwigdurende aarde.

Hij draait zich om, loopt langzaam naar de enige uitgang.
Onderweg stopt hij zijn hand in zijn jaszak
                         opent zijn vuist, zijn zak vult zich met aarde
                                     van zijn vaders graf.
Hij veegt zijn hand zorgvuldig af, bang om besmet te raken.
Loopt zodra hij thuiskomt naar de slaapkamer
            houdt zijn donkergroene jas ondersteboven
                        zodat alle aarde op het sneeuwwitte laken valt.
Hij pakt een rotanstoel, blijft een uur zitten
            kijkt naar de grijze aarde alsof het amber is
                        opdat zijn gekwetste hart rust vindt.
Als de woede in zijn handen, voeten is gekalmeerd
                                    gaat hij naar de keuken
                         pakt een potje kurkuma, gooit het leeg.
Gaat met het potje naar de slaapkamer, vult het met de aarde.

Dit potje heeft hij overal mee naartoe gesleept
                                       alsof het zijn medicijndoos is.
Ook nadat hij verhuisd was naar een andere stad
                        heeft hij altijd dat kleine kurkumapotje
                                                 met zich meegedragen.
Op zijn sterfbed heeft hij aan Yahya gevraagd
            om de inhoud over het graf van zijn vader te strooien.
Denkt niet, waar de boom omgevallen is, blijft hij liggen.

Yahya is niet in de gelegenheid geweest om naar het graf
                         van zijn opa te reizen, de aarde uit te strooien.
Nu gaat het potje in zijn binnenzak mee naar een vreemd land.
Wie weet keert het ooit terug
            om tussen vader en zoon vrede te sluiten.
Hij kijkt naar zijn vriend, die verzonken is in somberheid.


De barre tocht over zee van de vluchtelingen neergezet in vloeiende lijnen. Maar plotseling zijn we in de nabijheid van Yahya, hij
heeft in zijn zak een potje met wat aarde van het graf van zijn vader. Grond van een land, dat hij meeneemt naar een ander land
ver over de zee, ver van het vaderland. Een kleine raamvertelling in een fraai poëtisch epos.

Blijf leven, 07.49 uur

Aan de kust van de wijde zee staat een jeugdige vrouw
                                      een vlag die wappert in stilte
             in de rustige golfwind haar zwijgen, zwaar en zwart
                          de vacht van een schrikachtige kat.
Haar gezicht gericht naar het uitgestrekte grauwe vel van de zee.
In de verte trekken hardvochtige donzen wolken voorbij.
Een bries speelt met haar koperkleurige haren.
Hardnekkige sporen van verdriet op haar rouwvolle gezicht.
De vervreemde branding vult haar gehoor
                                      als een ouderwets muziekinstrument
            dat niet afgestemd is op nu en hier.

Dit is de tweede dag dat ze hier komt om haar dochter te herdenken
             een wonderschone tiener die in de golven verdween.
Terugkomt om naar de golven te kijken
                         golven die haar verdriet elke keer terug trekken
                                      en tegen de branding duwen.

Nu kijkt deze diepbedroefde moeder naar de uitgeraasde golven
                         om haar wond opnieuw open te krabben.
Ze wil niet genezen van deze overvloedige pijn.
Waarom schudt het leven haar kaarten zo bitter
                         waarom deelt het leven de speelkaarten
                                                   zo rücksichtslos uit.

Haar blik, door tranen onhelder
                                                   ziet iets tussen de golven
                           maar kan het niet onderscheiden, misschien
                                                                              een tas
                                                                              een plasticzak
                                                                              een zwemvest.
Haar hart gaat tekeer als een paard dat in een brandende stal staat.
Haar adem stokt.
Ze loopt naar de branding, staat met haar enkels in het water
                                      tot haar knieën in het water.
Ineens ziet ze iets wat haar hart scheurt.
Ze rent de golven in.
Ze schreeuwt
            ga alsjeblieft niet dood.
                                                                                    Leef.

Nu weer de vluchtelingen, maar vanuit het perspectief van een moeder, die haar dochter herdenkt, die waarschijnlijk
is omgekomen in de golven. De moeder staat op het strand en hoopt nog steeds, dat de tienerdochter het heeft overleefd.
Na de Tweede Wereldoorlog hoopten hele volksstammen, dat hun vermiste familie of geliefden terug zouden keren.
In dit vers schreeuwt de moeder het uit: Leef! Toch ben je als lezer bang, dat dit niet gaat gebeuren. De bodem van de zee
ligt bezaaid met de lijken van overleden bootvluchtelingen, evenals sommige stranden.
Drama op drama, onnavolgbaar lieflijk en mooi geschetst door tovenaar Serik.

Ik heb deze bundel gelezen met ontroering en bewondering. Het zijn prachtige verhalen in een bloemrijke taal geschreven.
Duidelijk is dat Serik uit een rijke traditie komt. Laat hij ons blijven ontroeren en verbazen!

ISBN 9789493 364523 | Softcover | 175 pagina’s | Uitgeverij U2pi | 2e druk nov.2024

© Karel Wasch, 22 februari 2025

bron: http://www.poezie-leestafel.info/ali-serik

De zachte veren van de tijd

Door: Gerard Beentjes

Kom, eerbiedwaardige gasten, neem plaats

        de voorstelling is volledig uitverkocht.

Met deze twee regels nodigt de dichter Ali Şerik ons als lezers van zijn epos De zachte veren van de tijd uit om de nachtelijke reis te volgen van een groep vluchtelingen, die de Turkse kust achter zich laat op weg naar Griekenland.  Het is 18:21 uur, als het licht van de dag uitdooft. Wij bevinden ons nog aan de kust, waar een moeder met hardnekkige sporen op haar rouwvolle gezicht de gele bloemen van het hoefblad in zee uitstrooit. Het is 18:26 uur, als twee oude mannen – ze hebben geen ijzer meer in het vuur – niet naar de branding gaan om haar te troosten.

In poëtische taal maakt Ali ons getuigen van het verdriet van de moeder, de onmacht van de oude mannen, de koffers met versleten verwachtingen, vol poppen en fotoalbums en kinderen, slapend op matrassen op het strand. En dan wordt het donker en zien we hoe weer een krakkemikkige boot de overtocht gaat wagen.

We gaan als vanzelfsprekend mee met de mensen die in de hoop op een betere toekomst, op een leven zonder oorlog en geweld scheep gaan. Ali tekent hen zo nauwkeurig en beeldend dat wij ons als lezers deze mensen kunnen voorstellen. Het zijn geen geïdealiseerde portretten, maar mensen van vlees en bloed. De mensensmokkelaar is geen gewetenloze schurk, maar een vreesachtig mannetje, beducht voor de gendarme, met een levenswandel vol kuilen, bedreiging, afpersing, mishandeling.

Met het verschrijden van de nachtelijke uren worden wij het verhaal van de overtocht ingezogen. Wij voelen met de mensen in de boot het stampen van de zee en het sputteren van de buitenboordmotor. Wij lezen de verhalen van de oorlog achter hun rug, wij leren hun herinneringen kennen en hun dagdromen over  een mooie toekomst.

De dichter onderbreekt het verhaal van deze tocht met scenes uit een ander theater, Oekraïne, waarin een moeder huilt om haar zoon, die in de oorlog is gebleven. De dichter onderbreekt deze tocht meerdere keren met andere verhalen uit andere tijden. We gaan terug naar de slavenopstand in het Oude Rome en vluchten mee met de oorspronkelijke bewoners van Noord Amerika.

De dichter onderstreept met deze verhalen het terugkerende motto in zijn epos:

Tijd is een vogel zonder snavel

        hij fluit niet als de wind, zingt geen ode

                voor het leven

        zijn pootjes verschrompeld onder zijn buik.

Hij vliegt altijd vooruit, zijn aankomst is onbekend.

En steeds gaat de reis verder in de nacht, waarin de dichter plots alles stilzet om ons tot denken aan te zetten met regels als deze: De fijn gecultiveerde mensheid is algoritme geworden / van zijn kunstmatige intelligentie / van zijn plunderingen, hebzucht.

Door zijn boek als theatervoorstelling te presenteren, roept de dichter het beeld op, dat wij naar bootvluchtelingen kijken zoals wij naar de televisie kijken, op veilige afstand en zonder in actie te komen.

Met het epos De zachte veren van de tijd bevestigt Ali Şerik niet alleen zijn meesterschap als dichter, maar ook zijn empathie voor zijn naasten.

Naar mijn mening is De zachte veren van de tijd een epos, een poëtische vertelling, meer dan de moeite waard om te lezen. Dat geldt ook voor zijn eerdere epos Land van Weemoed. Beide boeken zijn uitgegeven door Uitgeverij U2pi.

De zachte veren van de tijd, Ali Şerik – ISBN 9 789493 364 523

Land van weemoed, Ali Şerik – ISBN 9 789493 299 177

Jaap Lemereis: Toekomstzoekers op weg naar een loodzwaar Europa

Twee jaar geleden schreef Ali Serik zijn bijzondere boek “Land van weemoed”. Een epos – kom daar maar eens om- over hoe de eerste generatie Turken naar Nederland kwam. Dat boek is bijzonder, door zowel de vorm als de inhoud. De inhoud, het verhaal, is veelomvattend, warm en beeldrijk. De vorm is uniek. Serik schrijf in een soort tussenvorm van poëzie en proza, met een duidelijk accent op de poëzie. Dat maakt “Land van Weemoed” bijzonder aangrijpend en veelzijdig.
Dat alles geldt ook voor zijn onlangs verschenen nieuwe boek ‘De zachte veren van de tijd’. Daarin zitten we direct in een volledig uitverkochte voorstelling. We mogen als toeschouwers voor een korte tijd kijken naar “het theater van het lot”. Zodra het licht uitgaat worden we meegenomen in een stroom van gebeurtenissen. Elk hoofdstuk heeft naast een titel een tijdsaanduiding, beginnend bij de “De radeloze omgeving, 18.21 uur”.  Van uur tot uur, soms van minuut tot minuut, volgen we een groep mensen die de Middellandse Zee oversteekt in een gammele rubberboot. Ze zijn op weg naar “het loodzware Europa” waar ze “goudgeel koren zullen zijn op de molen van de keiharde arbeidsmarkt”.  Als ze tenminste aankomen. De lezer blijft met deze groep toekomstzoekers (zoals Serik ze noemt) in spanning, tot de volgende dag, 2.57 uur.

In de tussentijd leren we een aantal van hen – inclusief de mensensmokkelaar- goed kennen, met naam, toenaam en achtergrond. Dat is iets waar Serik heel goed in is en wat aangrijpende, levensechte portretten oplevert. Daaruit spreekt een grote levenswijsheid en mensenkennis. Neem bijvoorbeeld de beschrijving van de wees Ahmet, na een prachtige typering van het getormenteerde Afghanistan. Enkele regels uit deze twee pagina’s: 
In zijn hersenen de herinneringen, kruiend als ijsschotsen
                                     kluisterend, vernederend.
Terwijl hij verscholen wacht tot de overkant naar hem toekomt
                bewegen alleen zijn sierlijke wimpers. (…)
Groeide op bij zijn oom in alle vrijgevigheid
                                                                                       die armoede te bieden heeft
De oom die hem vijf jaar later onbeschroomd verkocht als dansjongen
                                    aan een strijdheer met een strategische gave.  
Het zal duidelijk zijn dat het leven van Ahmet al even getormenteerd is als zijn land van herkomst. Maar nergens oordeelt Serik over de daden van zijn personages. Ook niet over die van de jonge Kawa, oud-IS-strijder, “verstrengeld in zijn geweten”. Elke nacht spreken zijn slachtoffers hem toe, zo wordt ons om 00.02 uur ’s nachts op heftige wijze duidelijk.  

Seriks stijl is bloemrijk, haast barok, met veel bijvoeglijke naamwoorden. Zijn verhaal staat vol boeiende en dramatische details, waardoor de hoofdpersonen je bijblijven. Het grote omvattende, én het kleine menselijke komen in zijn verhaal samen in een knap en kunstig vlechtwerk. In de toch al poëtische tekst past Serik ook nog gedichten in. Zo verbindt hij in de beschrijving van de tweeling Aafia en Abdul uit Jemen hun persoonlijke ervaringen direct met dat wat alle mensen raakt en verbindt: hun oorlogservaringen monden uit in een gedicht over wat voor iets oorlog eigenlijk is. En direct daarop leidt Aafia’s ervaring met een pasgeborene tot het gedicht ‘een ode aan het leven’. Er zit nauwelijks een pagina tussen deze beide ontroerende gedichten, die als vanzelfsprekend voortkomen uit het verhaal en er een geheel mee vormen.     

Ali Serik laat de toekomstzoekers niet alleen. Hij plaatst hen in de context van verhalen uit andere landen en tijden én van het heden, van mensen die vluchten, opgejaagd worden, voedsel zoeken, migreren. Dat is van alle tijden, ook voor de inwoners van het loodzwarte Europa.
Net als in ‘Land van weemoed’ laat Ali Serik soms even iets zien van wat de toekomst mógelijk voor deze mensen in petto heeft. “Maar dan zullen ze vele malen de juiste keuzen moeten maken”. En veel geluk hebben, zou je daar aan toe willen voegen. Zo zacht zijn de veren van de tijd niet.
Die korte vooruitblikken zet de levens van de reizigers in een bijzonder perspectief: dat van de mogelijkheden. Het einde van Seriks boek laat één van die mogelijkheden zien, op indrukwekkende wijze beschreven.  

Ali Serik eist wél wat van zijn lezers. Het inleidende hoofdstuk is wat lang, hoewel heel mooi van taal. Zijn beeldende beschrijvingen en vergelijkingen, de daarin verborgen diepere laag, dat alles vraagt om een zekere inspanning, als bij een nieuw, bijzonder gerecht, dat je zorgvuldig moet proeven. Ook de bijzondere vorm, de combinatie van poëzie en proza, brengt dat met zich mee. Verhalende poëzie of poëtisch proza, het doet er niet toe wat het nu precies is. Seriks werkt ademt de kracht van beide.  En de lezer wordt beloond met nieuw inzichten in levensechte mensen, de emoties die dat met zich meebrengt en met wat je zou kunnen noemen: de schoonheid van het wrange leven.     
Uitgeverij U2pi, 2024, prijs: €17,50

November 2024

Jasper Veldhuis: Leesverslag

De zachte veren van de tijd, het tweede epos van Ali Serik, is geen boek om in één adem uit te lezen. De auteur haalt alles uit de kast en schotelt de lezer een labyrint aan verhaallijnen voor, met als resultaat een keur aan invalshoeken en uiteenlopende perspectieven. Deze gelaagdheid, evenals de mengeling van poëzie en proza, spoort de lezer aan de teksten associatief tot zich  te nemen. Neem er de tijd voor, dat loont de moeite.

Maar eerst de strekking van het boek: Ali Serik beschrijft de riskante overtocht van een groep vluchtelingen die – ik schat zo’n tien jaar geleden – vanaf de westkust van Turkije de oversteek maakte naar een van de nabijgelegen Griekse eilanden. In het eerste hoofdstuk introduceert hij dit spektakelstuk als een theatervoorstelling dat op het punt van beginnen staat. Om daarna bevlogen verslag te doen van deze barre zeereis. Minutieus neemt hij ons van uur tot uur mee in dit avontuur en krijgen de  ‘bootvluchtelingen’ een gezicht; hij vertelt hun verhaal, schetst waar ze vandaan komen en wat hen ertoe heeft gebracht deze barre tocht over zee te wagen.

Daar blijft het niet bij. Minstens zo interessant is de manier waarop deze persoonlijke verhalen in terzijdes en uitstapjes ook vanuit andere perspectieven benaderd worden.. Een paar voorbeelden.

Om met de uitstapjes te beginnen:  In een vijftal aparte hoofdstukken, -aangemerkt als ‘scenes uit een ander theater’- lezen we over soortgelijke voorbeelden van  grootschalige migratie. Episodes in schetsen van 5 tot 6 pagina’s die zich afspelen in uiteenlopende tijden en andere werelddelen.. De boodschap is duidelijk: migratie komt overal in de wereld voor en is  iets van alle tijden. Kenmerkend aan deze hoofdstukken zijn de zinnen aan het begin; repeterende dichtregels die refereren aan de titel van het boek: De zachte veren van de tijd. Intrigerend; kom ik nog op terug.

Het tweede perspectief om onder de aandacht te brengen is de rol van de auteur zelf: die is al net zo caleidoscopisch als zijn verhalen. Wisselend vertelt hij over zijn embedded ervaringen in een gammele boot op zee, schakelt geruisloos door als spreekstalmeester die zijn gasten welkom heet in het theater, familiegeschiedenissen uitpluist, verslag doet als journalist, of kritisch commentaar geeft. Maar toch het meest op dreef is als poëet, observant en mijmeraar en zijn  gedachten de vrije loop laat. Dat levert intrigerende schetsen en fraaie stijlbloempjes op.

Dat het lot van bootvluchtelingen en de vluchteling in het algemeen de auteur na aan het hart ligt, spat van alle pagina’s af. Niet zo gek voor wie zijn epos, Land van weemoed, heeft gelezen. Daarin doet hij het wel en wee van de eerste generatie Turkse arbeidsmigranten op soortgelijke wijze uit de doeken. En in hun kielzog het wedervaren van de daaropvolgende generaties. Ali Serik is de uitgelezen persoon om woorden en beelden te vinden voor de ontheemding en de cultuurschok die hiermee gepaard ging. Hij schetst de sociale, culturele en politieke motieven, maar ook  de uiteenlopende familieomstandigheden van deze eerste lichting.  

Veel elementen uit die verhalen zijn terug te vinden in de schetsen en achtergronden van de groep bootvluchtelingen die hij in dit tweede epos volgt. Ook destijds werden de ‘gastarbeiders’ niet al te vriendelijk onthaald. Een belangrijk verschil is wel de dwingende redenen van de huidige nieuwkomers om te vluchten. Die komen in dit tweede epos ook ruimschoots aan bod.

Aan het begin van dit leesverslag taxeer ik dat de beschreven overtocht zich zo’n tien jaar geleden afspeelde. Een hectische periode, wie herinnert zich niet de iconische foto uit die tijd van de driejarige Alan Kurdi; levenloos aangespoeld op het Turkse strand. Destijds was dit beeld een symbool voor de uitzichtloze situatie van de bootvluchtelingen. Die uitzichtloosheid is nog steeds actueel, de publieke opinie is in tien jaar tijd  180 graden omgeslagen. De rollen zijn omgedraaid, sinds de laatste verkiezingen waait er een andere wind. S Het gaat nu over ’onze crisis’, en om dit te benadrukken gebruikt de huidige regering de term ‘ervaren asielcrisis’. Woorden doen er toe.

Dit brengt me tot slot bij de poëtische en enigszins raadselachtige titel van het boek: ‘De zachte veren van de tijd’. Het gaat hier om tijd die vervliegt, ons ontglipt, onbestemd blijft zonder vaste voet onder de grond te krijgen Maar vanwaar die verwijzing naar de veren? Ik doe een poging.

Veren staan symbool voor geschiedenis, lezen we aan het begin van de vijf ‘scenes uit een ander theater’.  Treffende symboliek; veren vervliegen; rapen we die van de grond dan  zijn ze gebutst, besmeurd, gekortwiekt en hebben ze afgedaan. Wat rest zijn hun verhalen, om te delen bij het rouwen over wat verloren is geraakt. Terwijl ‘zachte veren’ verwijst naar het dons van piepjonge vogels die nog onbevangen en nieuwsgierig om zich heen kijkt.  En  associeer je met veerkracht, jong leven, wellicht ook het koesteren van verwachtingen in de toekomst. Je hoopt dat tijd en veerkracht in hun voordeel zullen werken. De tijd zal het leren.

Alwetende verteller in bloemrijke taal

Door Anneruth Wibaut

Uit: LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE, 28 okt 2024

Op het eerste boek van Ali Şerik, Land van weemoed, werd ik verliefd op de rijke taal waarin het in vrije versvorm zijn familie bezingt, eerste en tweede generatie arbeidsmigranten uit Turkije. En nu ligt er weer zo’n werk, ook in epische verzen, dit keer over het lot van vluchtelingen, van nu en door de eeuwen heen. Met De zachte veren van de tijd schreef Şerik een epos dat getuigt van hoe de mens soms genoodzaakt is tot vluchten en toch vermag om steeds weer thuis te komen in de liefde en de schoonheid. In zintuigelijke taal nodigt hij ons uit om de geschiedenis te volgen als ‘theater van het lot’. Hij voorzegt ‘gebeurtenissen veroorzaakt door wrange ellende / uitgestrooid door hebzucht, de honger van andere mensen / zorgvuldig voorbereid leed, zwerfvuil van het bloed.’ Met passie bezingt hij de veelzijdigheid van de wereld, bejubelt ‘hazenlipvleermuizen’, ‘granaatappelbloesem’, ‘de druivengaarde’ en versterkt door allitererende opsommingen schoonheid: ‘bosrozen, boomhei, bezemstruiken’

In korte hoofdstukken, soms van minder dan een pagina, soms van vier, beschrijft Şerik afwisselend de wederwaardigheden van een groep bootvluchtelingen en vluchtverhalen uit de geschiedenis: slaven in het oude Rome, nomadenstammen in Mongolië die achter gras voor hun kuddes aan moeten, Indianen op de vlucht voor de witte indringers. En die van nu: vluchtelingen uit Oekraïne en Afrikaanse vissers die door overbevissing van varende visfabrieken lege zeeën hebben en uit wanhoop piraat worden. Şerik laat zien dat onrecht, overheersing en onverstand van alle tijden zijn en hij plaatst ‘de problematiek’ van de asielzoeker in een breed perspectief. De geschiedenishoofdstukken zijn cursief gedrukt en worden steeds met onderstaand citaat geïntroduceerd. Dat soort vormingrepen helpen om dit zowel inhoudelijk als qua taal overvolle boek toch vrij makkelijk te lezen. Net als bij een gedichtenbundel word je uitgenodigd om het boek steeds even neer te leggen om wat je las op je in te laten werken.Tijd is een vogel zonder snavel
——–hij fluit niet als de wind, zingt geen ode
———–          voor het leven
——–zijn pootjes verschrompeld onder zijn buik.
Hij vliegt altijd vooruit, zijn aankomst is onbekend.
De veren die van zijn borst en vleugels vallen noemt men geschiedenis.
Laten wij de zachte veren van de tijd oprapen
———–                en in de eenentwintigste eeuw landen
———-waar hulpkreten van mensen klinken.

Dit citaat toont de karakteristieke bladspiegel die door het hele boek wordt volgehouden. Te lange zinnen beginnen op de volgende regel(s) met een inspringing. Die vorm bepaalt het ritme, zoals enjambementen dat doen in een gedicht.

Kenmerkend voor de hoofdstukken over de bootvluchtelingen is dat de titel de exacte tijd noemt waarop de gebeurtenissen plaatsvinden. Het begint om 18.21 uur met een vrouw die aan de kust staat. ‘Haar gezicht gericht naar het uitgestrekte grauwe vel van de zee.’ Ze staat daar elk jaar drie dagen om te rouwen om haar dochter die in de woedende golven verdronk, vijf jaar eerder. Tweeëneenhalve pagina lang beschrijft Şerik in woorden vol schoonheid haar rauwe smart. Het wordt niet larmoyant en dat is knap, dat is de kunst van de dichter.

Dan verzamelen zich de bootvluchtelingen, die Şerik toekomstzoekers noemt. Het gammele rubberbootje wordt beschreven, verschillende opvarenden worden nader voorgesteld. Met onderstaande citaat opent het hoofdstuk ‘De pokdalige mensensmokkelaar, 22.05 uur’.Heel vroeger was er geen Spaanse griep
———– geen Covid-19, Aleppo was nog niet gebombardeerd
———– Mahsa Amini droeg haar hoofddoek nog op de juiste wijze
———– Theo van Gogh maakte nog een film
(…)
Vroeger was alles beter, als vrouw was je blij als je de brandstapel ontliep.
Een scheepsjongen had geluk als hij oud werd.
Gelukkig konden voldoende vrouwen, mannen, hard rennen
———– zodat ze niet in de netten van de slavenhandelaars vielen.
Londen stonk naar riool, de bacteriën verspreidden zich door de modder.
Bob Marley blowde nog
———–               Che rookte een sigaar
———–                              Lenin mijmerde over een revolutie.
Jongens speelden op straat oorlogje, meisjes waren indianen
———– die jongens scalpeerden.
Vroeger was alles beter, je had geen burgerrechten
———– geen emancipatie, hongerwinters stonden voor de deur.

Şerik rommelt hier data en feiten lekker door elkaar. En hij laat zien dat we erg ver terug moeten om bij een tijd te komen waar alles beter was, sterker nog, dat zo’n tijd niet bestaat. Ik denk dat het ook populistische politici op de hak neemt die een verleden verheerlijken waarin de ‘asielcrisis’ nog niet bestond.

Om 23.02, als het gammele bootje over de steeds onrustiger wordende zee vaart, wordt de lezer door elkaar geschud, vooral wie de neiging heeft tot automatisch medeleven met alle toekomstzoekers. In het bootje bevindt zich Kawa, een IS strijder. Die verloochent nu zijn haat tegen het door hem wreed en fanatiek bestreden vrije westen door er met vrouw en twee kinderen heen te vluchten. Een paar van zijn gruweldaden worden precies beschreven. En nu zal hij daarvoor ‘een bolster met stekels, een dichtgetimmerd alibi’ moeten vinden om als vluchteling te worden binnengelaten. Of hij zich daarna als terrorist zal ontpoppen vertelt het verhaal niet.

Şerik is steeds de alwetende verteller die buiten tijd en ruimte staat. Hij blijft met vaderlijke aandacht heel dicht bij zijn toekomstzoekers, leest hun gedachten en gevoelens. Blijft ook bij ze als hij hun gevecht tegen de verdrinkingsdood gruwelijk plastisch beschrijft. Met diezelfde onvoorwaardelijkheid beschrijft hij de abstractere vluchtverhalen uit de geschiedenis. En ook zijn lezers laat hij niet aan hun lot over. Want net als het misschien te schrijnend wordt, komt er een grappige opsomming: ‘Laat ons praten over rozen die straks in bloei komen / over onbezonnen rivieren, over huisdieren / over kraaienpootjes, over voortreffelijke verjaardagstaarten.’ Of de dichter becommentarieert zijn tekst: ‘Een ekster vliegt van het westen naar het oosten, waarom eigenlijk.’

En steeds is er die bloemrijke taal, soms op het barokke af. Een opvallend kenmerk ervan is het veelvuldig gebruik van bijvoeglijk naamwoorden. Dat is een riskante onderneming in de poëzie. Het wordt gauw clichématig of druipend van valse lyriek. Şerik werkt er zorgvuldig mee, zodat we nergens hetzelfde woord hoeven te tellen om te constateren dat het te vaak voorkomt. Het strooien met onverwachte, soms exotische bijvoeglijk naamwoorden bevordert de zangerigheid van de taal en het toont de precieze en liefdevolle blik van de dichter op de werkelijkheid. Die is te mooi om haar af te doen met schrale taal. Dat er in al die rijkdom een enkele keer gezondigd wordt tegen de grammatica zal de schrijver, als hij erop gewezen wordt, meer pijn doen dan de lezer. Zo schrijft hij soms woorden die aan elkaar horen los, zoals oud-en-nieuwviering; rept hij van ‘de oproer’ waar dat ‘het oproer’ moet zijn en vergat hij kruid te verbeteren in kruit. En oh ja, de spellingwijzer vindt dat boomhei boomheide heet.

Tot slot een citaat uit het hoofdstuk ‘Het gepiep van het scharnier, 01.40 uur’. De toekomstzoekers zijn door de mensensmokkelaar in een oude opblaasboot met buitenboordmotor de zee opgestuurd. De man zelf is veilig aan wal gebleven, hij heeft ze alleen zijn gebed meegegeven: ‘Allah, sta deze lui bij opdat ze een schitterende toekomst krijgen.’ Inmiddels zijn ze ruim drie uur op zee, het is gaan waaien en dreigende stormwolken naderen. Geen land te bekennen, de zee en de wind ontpoppen zich tot gevaarlijke vijanden. Angst neemt bezit van de opvarenden. “Pappa, wanneer zijn wij daar?” herhaalt zich op de lippen van kinderen’.In hun morsige bagage het stilste bewijs dat ze het leven waard zijn.
In hun kleren opvliegende kraanvogels
———–                                          vleugelslagen van libellen
——— de zuivere roep van de nachtzwaluwen, geruis van sprinkhanen.
In elke plooi van het lichaam
———–              de kostbaarste aanmoediging van het zuiverste leven.
In hun donkere ochtend begint het zingen van het roodborstje
———–    dat de eerste stralen van de opkomende zon begroet.
De weerloze helderheid van stemmen die sterren plukken.
De onvoorwaardelijke vriendschap
———- in hun zwijgende bagage het transparante respect
———- in hun zuinige bagage de bewolkte afkeer
———–de vertroebelende vooroordelen, murw onbegrip.
De spartelende storm gooit spottend water op hen, op hun natte voeten
———–            velen proberen te hozen met drinkbekers
———–                              met handpalmen
om vraatzuchtige zee terug te gooien in hebberige zee.

Ali Şerik heeft een groots werk geschreven waarmee hij vluchtelingen hun volwaardige plek als mens geeft in de geschiedenis. De toekomstzoekers worden individuen onder zijn handen. De vraag is of onze harten groot genoeg zijn om ze er allemaal een plekje in te geven, met ook alle naamloze vluchtelingen uit de geschiedenis erbij. Het is ook de vraag of een gelover in het gevaar van asielzoekers door dit boek op andere gedachten zal komen. Misschien, juist omdat het niet ‘een probleem’ behandelt, maar meereist met mensen, waardoor je een stukje van hun verleden leert kennen, hun hart en hun verlangen. Wat ze willen is wat iedereen wil: vrijheid, liefde, hoop voor de toekomst. En we delen de wens van de vissers in het land van bestemming: ‘Ze hopen dat ze geen lichaam opvissen / vooral geen kind, geen vrouw. / Vooral geen man, geen baby ./ Vooral niemand.’

Leo Mesman: De zachte veren van de tijd, Ali Serik

https://leomesmangedichten.com

Er is een dichter die je als lezer bedwelmt met zoetvloeiende zinnen vol bloemrijke en treffende beeldspraak, die je fantasie prikkelt en soms te boven gaat. Er is een dichter die met zijn gouden pen intussen de meest gruwelijke verhalen weet te vertellen, waarvan de inhoud zoveel verdriet en machteloosheid oproept dat de lezer soms aarzelt om door te lezen. Dat overkwam mij tenminste bij het lezen van het nieuwe ‘epos’ van de Turks-Nederlandse dichter Ali Serik, De zachte veren van de tijd.

Zijn werk doet mij denken aan de befaamde uitspraak van de grote Vlaamse schrijver Louis-Paul Boon: “Schop de mensen tot ze een geweten krijgen.” Dat is wat Ali Serik denk ik eveneens beoogt in zijn almaar uitdijende oeuvre, zij het zo poëtisch en rijk verwoord dat het eerder als strelen dan als schoppen aanvoelt. De auteur weet zijn keiharde boodschappen over de gruwelen in de wereld en de menselijke historie vakkundig in fluweel te verpakken!

Een andere naam die bij het lezen van zijn epos in mijn gedachten opkwam is die van de grote Turkse dichter Nâzim Hikmet (1902-1963). Diens werk heb ik leren kennen dankzij de Nederlandse vertaling van zijn indrukwekkende epische gedicht Mensenlandschappen, dat in 1995 bij uitgeverij De Geus verscheen en niet minder dan 599 pagina’s omvat. Ali Serik treedt duidelijk in de voetsporen van zijn beroemde collega-dichter. Niet alleen wat zijn engagement met het lot van verschoppelingen aangaat, maar ook in stilistisch opzicht en zelfs bij de gebruikte bladspiegel.

De rode draad in Ali’s epos wordt gevormd door de lotgevallen van een groep vluchtelingen uit diverse windstreken, die in een gammele rubberboot vanaf de Turkse kust bij nacht de oversteek wagen naar veiliger oorden in het westen. Maar de strekking van het boek reikt breder dan het lot van deze hedendaagse groep bootvluchtelingen. Het bloedstollende verhaal over hun hachelijke onderneming wordt enkele malen onderbroken door excursies over het lot van vluchtende groepen mensen in vroeger eeuwen en andere continenten.

Vluchtelingen zijn van alle tijden en plaatsen op aarde, dat is de indringende boodschap die de schrijver wil uitdragen. Alles in bloemrijke taal verwoord én verrijkt met een onuitputtelijke hoeveelheid actuele, historische en culturele feiten en gegevens. Zeker nu er een steeds killere wind opsteekt in ons eigen land en elders in Europa en de VS jegens vluchtelingen, verdient De zachte veren van de tijd een breed publiek. Het hoort in vele talen zijn weg te vinden naar geïnteresseerde lezers. Want zelden zag ik de lotgevallen van mensen op de vlucht voor armoede en oorlogsellende zo inlevend en respectvol – en met zoveel oog voor zelfs het kleinste detail- beschreven als in dit indrukwekkende epos van Ali Serik.

Marten Janse over: De zachte veren van de tijd

Dankjewel, Ali Şerik, voor het prachtige epos dat je hebt geschreven: De zachte veren van de tijd. Ik weet nog steeds niet wie of wat die vogel is met gekortwiekte snavel en gekromde pootjes, maar de veren die fladderen zijn gruwelijk. Als er nog iemand is die gelooft in het goede van de mens, pak jij ‘m bij de nek en laat niet los. Ook al is je taal troostend, we zitten samen in het zelfde opblaasschuitje en gaan het verliezen van de ruime zee -vrij naar Sholeh Rezazadeh. Vanuit een alwetend vertellersperspectief, ook buiten de tijd, herschrijf je de geschiedenis. We kunnen na het lezen van jouw epos niet meer dezelfde zijn. Noot voor de redactie van de Volkskrant, @Trouw, NRC en @Algemeen Dagblad: dit boek mogen jullie niet onbesproken laten.

Recensie Cora de Vos: Bitterzoete empathie in ‘De zachte veren van de tijd’

In zijn tweede epos ‘De zachte veren van de tijd’ trekt Ali Şerik het gordijn van het theater open en is de lezer de toeschouwer van een drama. De dichter is zowel spreekstalmeester als verteller en de wereldgeschiedenis is zijn toneel. Een toneel waarop zich door de eeuwen heen talloze drama’s hebben afgespeeld en nog zullen afspelen. De dichter toont ons, naast het hoofdverhaal van de bootvluchtelingen, een aantal rampzalige voorbeelden van het lot van de vluchtende mens.

Schijnbaar moeiteloos schildert de dichter met woorden. Soms gedetailleerd als een fijnschilder: een vleermuis is een hazenlipvleermuis, een vlinder een atlasvlinder, een adelaar een gouden adelaar. Soms smijt hij de verf ruwer op het doek, maar altijd is de grondtoon bitterzoete empathie.

AliŞerik is verre van optimistisch over het lot van de mensheid, maar cynisch wordt zijn toon niet. Hijis en blijft tot op het bot begaan met de mens die in alle tijden moet vluchten voor oorlog en geweld. Hij observeert maar oordeelt niet, beschrijft de achtergronden van zowel daders als slachtoffers. Zelfs een mensensmokkelaar krijgt bij hem menselijke trekjes. Iedereen is slachtoffer van de hoop en vanaf het begin weet je als lezer dat de ingescheepte bootvluchtelingen het land van hun hoop niet zullen halen. En toch blijf je lezen tot het drama zich voltrekt.

Die spanningsboog is het sterke punt van dit epos, dat minder omvangrijk is dan zijn eerdere epos ‘Het land van weemoed’ en meer uitnodigt tot doorlezen. ‘De zachte veren van de tijd’ heeft bovendien een goed doordachte structuur: het drama van de bootvluchtelingen wordt van tijdstip tot tijdstip beschreven en de cursief geplaatste scènes uit andere theaters worden telkens ingeleid met het gedicht over de snavelloze vogel van de tijd, die niet fluit als de wind en geen ode aan het leven zingt. De vogel van de tijd vliegt vooruit, de dichter raapt de geschiedenis als zachte veren en geeft er zijn poëtische draai aan.

Er zijn niet veel dichters die zich aan een epos wagen. AliŞerikheeft met ‘De zachte veren van de tijd’ opnieuw bewezen dat hij het genre van de poëtische vertelling beheerst. Op zijn geheel eigen, bitterzoete manier, met empathie voor de lijdende mens als grondtoon.

Cora de Vos

Monika Jongerius over “De zachte veren van de tijd”

Monika Jongerius:

Lieve Ali, “De zachte veren van de tijd” is weer een wonderschoon boek dat uit je gestroomd is. Eigenlijk zweef ik zelf op de veren als ik het lees, meegevoerd met mijn adem die van vervoering vaak stokt. Mooi ook dat je het als voorstelling voor een publiek hebt gecomponeerd en met name de “Scènes uit een ander theater” ervaar ik als heel belangrijk: ze vertellen mij hoe moedig je bent en hoe je van onze mensheid geschiedenis houdt. Moedig: Je blijft ervan uitgaan dat wij mensen van onze geschiedenis kunnen leren. Lieve Ali, van harte wens ik je heel veel geboeide lezers toe! Blijf genieten van je innerlijke stroom recht uit je hart! Ik dank in mijn hart voor het mogen mee beleven van je prachtige talent! Voel je van harte omarmd van Monika.

Mijn website als dank voor jou: www.monikajoras.nl

Mail van Hans Kuyper

Deze verrassende mail kreeg ik van Hans Kuyper over Land van Weemoed. Ik ben zeer blij dat ik het mag delen.

Beste Ali,

Ondertussen rommelt de herfst alweer tussen de planken van mijn oude huis en het is driekwart jaar geleden dat je mij je epos Land van weemoed cadeau deed, in de Amsterdamse bibliotheek. Een voorjaar en zomer lang lag het boek klaar om gelezen te worden, maar steeds kwam er iets tussen of er moest eerst snel iets anders uit – kortom. Maar dit weekend, voor een paar dagen in de heuvels van Limburg, ben ik er dan voor gaan zitten. En ik heb genoten.
Vanaf het moment dat ik, als lezer, die onbarmhartig berg afdaal en in dat vergeten dorp terecht kom, word ik meegenomen door de verhalen, door het ritme van de tijd, door de onontkoombaarheid van de dingen. Alle personages worden me dierbaar, ik voel me een lid van de gezinnen, ik aai de hond. Het helpt natuurlijk dat we allebei van 1962 zijn, maar ik groei op met jouw regels. En precies als de Turkse zonen Nederland voor het eerst zien, zie ik ‘mijn eerste Turk’.
Door de wereldgeschiedenis te mengen met de ‘kleine’ verhalen (die altijd de grootste zijn) bereik je een soort vervreemding; opmerkingen over revoluties, aanslagen, maanlandingen zijn als de eerste geluiden van de radio in het afgelegen dorp. Ze breken in, ze ontregelen, ze lijken buiten de werkelijkheid te staan – want de werkelijkheid, dat is wat je om je heen kunt zien.
Mooi ook om te merken hoe je toon nauwelijks verandert als het verhaal zich van Turkije naar Nederland verplaatst. De stem verandert niet door het landschap, het landschap wel door de stem. Ik kijk na het lezen van Land van weemoed weer anders naar het land waarin ikzelf geboren werd. Dat zijn waardevolle inzichten.
Ik heb een prachtige reis mogen maken, overdag wandelend in het Zuid-Limburgse heuvelland en ’s avonds dwalend door de bergen van Oost-Turkije. Daarvoor wil ik je hartelijk danken. De volgende keer dat ik iets van jou in handen krijg, zal ik niet meer zo lang wachten met lezen!

Hartelijke groet,
Hans Kuyper