Tentoonstelling-stil-de-tijd …………… 27 januari t/m 14 april 2019
Geen tijd hebben – dat is een van de fundamentele ervaringen van onze tijd. Joke J. Hermsen nam dit verschijnsel kritisch onder de loep in haar boek Stil de tijd. Zij bracht een onderscheid aan tussen kloktijd en innerlijke tijd. Zij verkende het belang van rust, verveling, aandacht en wachten; ervaringen die sinds de Oudheid als belangrijke voorwaarden voor het denken en de creativiteit werden beschouwd, maar in het huidige tijdsgewricht minder waardering krijgen.
Stil de tijd – vraagt aandacht voor een moment, een half uur of uur waarin we door meditatie de tijd even stilzetten. Daarmee creëren we ruimte en stilte zodat we ons kunnen verbinden met de eeuwige beweging – de energie die zich steeds weer vernieuwd en ons keer op keer weer nieuw zicht geeft op wie we zijn en waar we staan.
In de tentoonstelling Stil de tijd hebben 3 beeldend kunstenaars, een geluidskunstenaar en 2 dichters zich verdiept in de tijds- en stilte-ervaring en hun werk. Zij ontmoetten elkaar, verbonden zich met hun innerlijke tijd door meditatie en onderzochten door opstellingen hun relatie met tijd, stilte en ruimte.
Deelnemende kunstnaars en dichters Jolanthe Lalkens, Jan Kees Helms, Ron Jagers, Herko van Eerden, Ger Bos, Ali Şerik en Krijnie Beyen
Gedicht van Ali Şerik met het kunstwerk van Krijnie Beyen
Verpakt in stilte
Haal de storm uit je brein
hoe verborgen ook,
pleeg geen plagiaat van verlangens
open de herhaalde stilte van angst.
Wordt geen vijver die droogvalt,
met vissen in de modder
die naar lucht happen.
Krassen onder het vernis,
gedachten die niet wegspoelen,
zoektochten met splinters.
Elk huis kijkt naar buiten
kijkt naar de straat
naar de hemel boven zijn dak.
In zoekgeraakte cadeaus
verbergen zich kussen van heel vroeger.
Neem plaats op een kruk, stoel, bank
of gewoon op de grond.
Ergens blijft de schemering
de hele dag hangen.
Laat de verroeste
sleutels vallen.
Laat je vinden door iemand,
het leven laat nooit
al zijn vreugde tegelijk zien.
Door het oog van de tijd
Kon ik maar slapen in de tijd
in hem wonen
met mijn katten om mij heen.
Kon ik maar in de tijd slapen
dromen
naar de aarde kijken.
Gewoon kijken
zonder enige ernst.
Kon ik maar kijken
naar de aarde
zonder dat iemand het wist.
Kon ik maar aan niets denken
misschien alleen aan jou
toen wij nog naast elkaar lagen
en in slaap vielen.
De stille tijd
Laat alle glazen staan.
Sluit je ogen, trek de kleren uit
die strak om je lichaam zitten.
Adem diep in, wees een huis
dat door zijn deuren en vensters
naar binnen kijkt.
Voel hoe moe je handen zijn,
lichaam vol geschiedenis.
Je gedachten zijn vogels
die alle kanten opvliegen.
Elke keer vang je ze
de afstand die ze afleggen
wordt korter
tot jaren hun vleugels knotten.
Haal diep adem en ontspan
laat geen antwoord een knaapje vinden.
Waar stilte en tijd in elkaar schuiven
uit verschillende puzzeldozen.
Open dan je ogen
loop naar iemand die je niet kent.
Kijk in zijn ogen om te vinden
wat jij zoekt in de oneindige ruimte van rust
die je weerloos meedraagt
voor al je kleine verdriet.
De tijd nemen
Aan de oostkant van de rivier
stapelt een meisje stenen op elkaar.
De eerste steen begraaft ze deels in de grond.
De tweede steen die zij uitkiest is grijs.
De derde steen zoekt zij zorgvuldig
tussen zwarte stenen met wit pigment
zoektocht naar versluierd afdrukken van lichamen.
De vierde steen is bruin, de kleur van schors
van witte paardenkastanje.
Zij zoekt de vijfde steen,
die wat rond is.
De balans van rond is het moeilijkst te bepalen,
zulke stenen lijken op de ziel.
Je weet zelden aan welke kant die neer valt
hoe diep de barst naar binnen kan zijn.
Ze legt de steen bovenop de vierde steen.
De wind komt aan de westkant op, bladen trillen.
Nu pakt zij een platte witte steen
met de vorm van een wieg
zet die voorzichtig op de bovenste.
De steen wankelt, maar blijft staan.
De bries fluistert langs de stilte.
Lopen door de tijd.
Ik sta voor een tuin van een verlaten boerderij.
Er is een zee van onkruid,
geen structuur, geen kleurpatronen, geen houvast,
een ooit zo verzorgde tuin is uit handen gevallen.
Ik klim over het roestige hek, loop de tuin in.
Langzaam ontdek ik kleuren
van muurhavikskruid, akkerdistel, akkerwinde
verborgen in het groen,
zoals het leven zich verbergt tussen het leven.
Voor het eerst zie ik schoonheid
van wat bestempeld was als wild gewas,
gevormd door drie architecten: zon, wind en regen
herkenbare sporen van geur en pollen.
Voor het eerst herken ik orde
die ver van mij staat.
Het fluisteren van planten is hier,
wat mij toegang biedt
de moed laat vinden om iets uit te gummen,
om een lege pagina te openen.
Zelfs het gras van één meter hoog
deelt de innerlijk rust van de Hollandse aarde.